Frodo & Co, Lords of Game
De kwaliteit van het veldwerk

Alle artikelen

(min of meer chonologisch)

De kwaliteit van het veldwerk

Informatie uitwisseling van het FTC over veldwerk:

voorlichting over vraagstukken en zicht op kansen

 

‘Het Field Trial Comité houdt een informatie bijeenkomst.’

Lees ik dat goed? Dat is bij mijn weten nog niet eerder vertoond, dus daar wil ik bij zijn.

Duidelijk was dat het vooral zou gaan over Staande Honden en derhalve over veldwedstrijden en de nieuwe Basis Veldwerk Test, die dit jaar door drie verengingen bij wijze van proef zouden worden gehouden en inmiddels zijn gehouden.

 

Het mysterie rond veldwedstrijden

Altijd al is de opstap van nul naar veldwedstrijden groot geweest, maar nu wij als samenleving verder bij de natuur verwijderd raken en het begrip voor wild, natuurlijke elementen en de jacht ons wezensvreemd lijken, hangt er inmiddels een soort mysterie over de veldwedstrijden. Alsof het een besloten wereldje is voor alleen ingewijden.

Niets is echter minder waar, want die wedstrijden zijn op louter de natuurlijke elementen geijkt en zijn dus nooit veranderd. Maar wij hondenbezitters hebben dan wel een zogenaamde jachthond gekocht, maar wat weten we nog van wild, natuur en jacht? Daar moet je kennis en veel ervaring in ontwikkelen om het werk met de staande jachthond (jacht, wild en biotoop) een klein beetje te leren bevatten.

 

Steeds vaker zien we op de veldwedstrijden mensen met een hond verschijnen die al wel iets met de hond hebben gedaan, maar niet met het natuurlijke element van effectief jagen. Proeven en MAPs kun je leren, maar in vergelijking is dat vele malen eenvoudiger te bevatten dan het echte veldwerk. Dat vereist inzicht.

Het C-diploma kun je behalen na een paar keer oefenen en dan naar de wedstrijd: je slaagt of je zakt, dat maakt niet uit. Op een Proef doe je niemand kwaad en die beslaat geen kwetsbaar jachtveld. Op een veldwedstrijd echter laat je zien hoe goed je bent en op een Jeugd wedstrijd hoe elementair goed je hond in aanleg is. Maar dan weet jij, als opleider, al wel heel goed hoe het spel gespeeld wordt!

Zo ver zijn echter maar weinig beginnende deelnemers. Men spreekt óf over (het gebrek aan) kansen op deelname om te worden ingeloot, dan weer spreekt men over het gebrek aan wild om onder wild te komen. Maar wat keurmeesters te vaak zien, is dat de voorjager geen of royaal onvoldoende kennis heeft van waar hij mee bezig is. Dat zet erg veel druk op de wedstrijden en belemmert weer deelname van voorjagers, die wel in staat zijn om kansen om te zetten in scoren.

 

Nu organiseert ORWEJA uitsluitend wedstrijden: het moment waarop de kwaliteit van de hond wordt gemeten. Dat is de resultante van het voortraject na de opleiding, alsmede de kundigheid van de voorjager. Met dat voortraject, de opleiding van baas en hond, daarmee bemoeit ORWEJA (i.c. het FTC) zich niet. Dat kiest ieder voor zich (maar er moet wel voor gekozen en heel hard aan gewerkt worden!!). Dat is een vrije markt met een grote diversiteit en dat is goed, zolang dat ook kwalitatief hoogstaand is.

Nogmaals: het is niet aan keurmeesters, juryleden of scheidsrechters om zich met de opleiding te bemoeien; men moet alleen wel heel duidelijk zijn in wat men wil zien. Daar is misschien nog wel wat inspirerende hersenspinsels aan uit te dragen.

 

De bijeenkomst

Het FTC heeft zich derhalve gebogen over de vraag hoe men aan die eind-meting met een beter passende oplossing kan komen, om deelnemers die zich terecht aan de veldwedstrijden wagen, daar ook wezenlijk iets te zoeken hebben.

In een goed verhaal legde Jan Luijendijk, voorzitter van het FTC, uit dat het allemaal echt niet ingewikkeld is, maar…! Het spel moet niet beginnen met het eindstation. En we moeten (zeker in deze tijd) het spel netjes spelen; netjes naar veldeigenaren, naar veldbeheerders, naar de wildstand, de jacht en vooral ook naar je collega’s.

Hij benadrukte nog eens hoe afhankelijk wij voor het houden van wedstrijden zijn van de goodwill van gastheren. Die gastheren werken er heel intensief aan om in hun veld mooi en voldoende wild te bieden. Zij bieden dat (hun eigen) jachtveld dan nota bene aan ons aan om er te mogen wedstrijden! Dus dienen we hen met veel respect te bejegenen. Dat kost niets, niets meer dan een vriendelijk woord en een respectvolle behandeling. Dat geldt niet alleen tijdens de wedstrijden maar ook voor het trainen in iemands veld.

 

Gert Jan Scheffer ging samen met Sjaak Bolle in op de resultaten van wat we op de wedstrijden zien en de behaalde kwalificaties. Men heeft ‘het gevoel’ dat de kwaliteit van de Staande Hond achteruit gaat, er is een steeds grotere overinschrijving per wedstrijd en de wildstand (patrijs en fazant) is tanende. Mopperen helpt niemand. De vraag is wel: hoe gaan we er verstandig mee om?

 

Wat de cijfers leren

De statistieken over 2016 verduidelijken de pijnpunten. Er zijn op deze simpele cijfers wel wat kanttekeningen te plaatsen maar de essentie blijft gelijk. En het mag dan een gegeven zijn dat de wildstand gering is maar hoe verhoudt zich dat tot de kwaliteit van de honden?





 










Er werd in totaal 731 keer deelgenomen en daarbij werd 2x het CACIT toegekend, 6x het CACT en 1x het reserve CACT.

Dat er relatief weinig kwalificaties vallen, ligt soms inderdaad aan een beperkte wildstand en als er dan door onkunde wild wordt verspild, dan begrijp je dat men daar niet blij mee is. Dat kan echter elke ervaren voorjager ook wel eens overkomen, want zo grillig en lastig is het ‘spel’ nu eenmaal. De complexiteit en de onvoorspelbaarheid van wat het veld biedt (zij het aan hazen dan wel patrijzen en fazanten) maakt de kans op scoren des te moeilijker.

 

Rasvereniging, let op uw zaak!

Wat uit deze cijfers nog niet blijkt, is dat diverse rassen die in het verleden goed presteerden, de laatste jaren nog nauwelijks in de uitslagen voorkomen. Dat is niet simpelweg aan deelnemers te wijten, maar met name de rasvereniging heeft hier ernstig steken laten vallen.

Het is immers vooral aan de rasvereniging om het talent van die specifieke jachthond te propageren! Waar dat wel gebeurt, is dat vrijwel altijd te oppervlakkig en/of ondeskundig.

 

De rasvereniging die net zo verplicht is om aandacht aan gezondheid te besteden als aan kwalitatief werk! Geen honden fokken omdat die mooi zijn, maar functioneel bewegen en TALENT hebben! Voor een jachthond kan alleen functioneel bewegen mooi zijn.

Het is die rasvereniging die intermediair is om te zorgen dat de leden de juiste kennis krijgen. Dat is de afgelopen jaren breed verkwanseld. Dat tij moet keren: en niet ter meerdere glorie van mensen die er veel te weinig verstand van hebben en zichzelf graag zien staan. Aan echte kwaliteit kan men zich optrekken, van halve kwaliteit wordt het moeras alleen maar groter.

 

Aanzet van het FTC tot verbetering

Het FTC heeft lang overlegd met de veldwedstrijd organiserende verenigingen van Continentaal I en II alsmede de betreffende keurmeesters. Er is veel aan gelegen om de kwaliteit per ras te behouden en ook de deelnemers, maar anderzijds moet ook de aansluiting internationaal synchroon blijven lopen.

 

In principe spreekt het FTC zich niet uit over hoe dat moet. Dat is beleid van de rasvereniging, om leden goed te informeren en eventueel trainingen of kennis aan te bieden. Die rasvereniging stuurt eveneens via het fokbeleid, want hoe meer men aan andere zaken aandacht besteedt, des te sneller verdwijnt de kwaliteit van het jagen van deze honden. Anders gezegd: naar mate de aandacht aan show resultaten belangrijk zijn en daarmee de bouw van de honden verandert, worden die doorgaans minder geschikt om het veldwerk te doen. Dat lijkt een detail, maar het is wezenlijk! Zo zijn legio voorbeelden te noemen. Bij de meeste rassen is de kwaliteit van het jachttalent (heel) ver naar de achtergrond verschoven; simpelweg omdat men geen idee heeft van hoe een goede jachthond er uit ziet en wat die (moet) kan laten zien. Het is van alle jachthonden rassen: ‘staat ter dekking… jachtervaring.’ Maar dat is nog geen garantie voor enige kwaliteit.

 

Het FTC heeft in de afgelopen tijd al wel een aantal veranderingen in gang gezet:

het voorstaan op fazant in het voorjaar ook toe te kennen,

de gelegenheid te bieden om enkele Nederlandse veldwedstrijden in het buitenland te mogen houden (dus CAC wedstrijden) en

aan het begin de Basis Veldwerk Test als een proeve van geschiktheid af te nemen.

De acties 1 en 2 kunnen de kansen op royaal wild voor de wedstrijd aanzienlijk vergroten, terwijl 3 de frustratie aan de basis beter selecteert. Over de Basis Veldwerk Test zij verwezen naar de vorige Jachthond, waarin de toedracht goed uiteen is gezet.

 

Er zijn voor deze actie van het FTC twee factoren die een belangrijke rol spelen: de huidige kennis mag niet verloren gaan (moet worden overgedragen) en dus is er nieuwe aanwas van deelnemers nodig! Jong talent!

Op de wedstrijden zien we twee knelpunten: 1 velden en wildstand en 2 kwaliteit (mede door gebrek aan kennis). We moeten super zuinig zijn op ‘mooie’ velden met een mooie wildstand.

De Basis Veldwerk Test geeft echter nauwelijks druk op de reguliere jachtvelden en lijken een goede insteek. Deelnemers echter moeten leren dat dit spel niet zo snel als een C-diploma is geleerd: lang en onder goede begeleiding het vak leren behoort aan deelname vooraf te gaan en dan nog zal de beginnende deelnemer vele lesjes incasseringsvermogen krijgen. Incasseringsvermogen hoort sowieso bij het laten zien van groot hondenwerk. Ook de beste voorjagers weten dat een ongelukje in een klein hoekje ligt, dus is het goed je huiswerk doen des te belangrijker. Mentaliteit is vereist.

 

Mentaliteit van baas en hond

Het doorzettingsvermogen van nieuwe (jonge) voorjagers moet wel heel groot zijn om goed te willen en dan misschien ook te kunnen worden. Iedereen die nu goed is, weet hoe lang die weg was. Niemand krijgt dat cadeau. Je moet heel veel zien, heel veel leren, kilometers maken en tegenslag incasseren. Wie zich dat realiseert, kan veel beter genieten van het opleidingstraject en leert daarmee beter inschatten en zien.

 

Maar er is meer dan de mentaliteit van de voorjager. Ook de hond moet uit het juiste hout gesneden zijn. Een hond die de harde kluiten niet neemt omdat het zeer doet aan de voetjes, dat wordt hem niet! Nooit. Hij moet onder alle omstandigheden willen jagen, uitgaan om wild te vinden. Of het nu nat, koud of heet is, door de bieten of over de harde stoppel. Geen jachthond deugd als hij zich niet als werkpaard gedraagt. Geen eten of drinken (..) of loopse teven zijn interessant als er gejaagd wordt. En op deze mentaliteit dient gefokt te worden (zijn). Net zo goed als talent: neus, jachtverstand, willigheid, etc. Dat stelt eisen aan uw selectie.

Het is logisch dat zo’n hond functioneel goed gebouwd moet zijn. Dat is in toenemende mate in strijd met wat er in de show-ring wordt gevraagd. Daar loop je niet een kwartier door hoge bieten, want dan wordt wel duidelijk of een hond daar qua bouw geschikt voor is of niet. Ook een hond die leuk stöbert, toont zijn gangwerk niet. Elke hond met een fysieke beperking, die kán simpelweg niet groots presteren.

Dit verklaard wel waarom jagende mensen niet zo meegaand zijn als het om fok-idealen in de rasvereniging gaat. Die moeten wel hun eigen plan trekken als de rasvereniging het begrip ‘bouw van de hond’ niet begrijpt.

 

Test evaluatie

Nadrukkelijk stelde men dat de Basis Veldwerk Test géén instructie dag is en evenmin een Jeugd wedstrijd. Na het houden van deze tests dit jaar zal het resultaat worden geëvalueerd, maar vermoedelijk wel vervolg krijgen. De gedachte is om honden, die de Basis Veldwerk Test voldoende hebben laten zien, voorrang te verlenen bij inschrijving in de Jeugd. De weg daarna kan na evaluatie bepaald worden; een aantal varianten worden al afgewogen.

 

Op het moment van schrijven zijn ook al een tweetal Basis Veldwerk Tests gehouden (van de drie).

Het lijkt er op dat aardig wat honden best redelijk wilde lopen en dus zijn er tamelijk veel honden ‘geslaagd’ voor de test. Of dat voldoende is om ook waardig op een Jeugd veldwedstrijd te kunnen verschijnen zal alleen de tijd leren. Want willen lopen is één ding, maar de veldbenadering, het verwaaien van wild en het afmaken van het punt, zijn factoren die heel veel ervaring onder deskundige begeleiding vergt van de voorjager.

Al die factoren zijn nodig om niet te blunderen op een wedstrijd. Je leest het goed: niet te blunderen! Niets is dommer dan te laten zien op een wedstrijd dat je nog ondeskundig bent. Het is zeker géén schande om nog ondeskundig te zijn! Maar ga dan in de leer en laat je pas op de wedstrijden zien als je weet wat je moet laten zien!

 

Een Jeugd wedstrijd is niet een wedstrijd voor onervaren voorjagers, maar alleen voor nog wat onervaren honden. Dat vergt toelichting: want wat betekent in dit verband ‘onervaren’?

Een onervaren voorjager moet vooral gaan kijken naar de grote wedstrijden en veel kennis opdoen; leren over hoe een een hond moet lopen, hoe je zover komt, hoe een veld (elk veld) te nemen en hoe te scoren. Dat vereist jaren van goede coaching, voordat iemand waardig op een veldwedstrijd staat, ook een Jeugd wedstrijd.

De betrekkelijke onervarenheid van de hond betreft eigenlijk elke hond tot ruwweg een jaar of drie. Dan heeft hij al heel veel onder goede begeleiding gelopen en punten gemaakt (zo mooi mogelijk), maar die hond is nog jeugdig en dus pril en relatief onervaren.

 

Zet jezelf niet te kijk

Het lijkt erop dat mensen te gemakkelijk denken dat dit een eenvoudig spelletje is en na een paar keer een beetje over een akker lopen en gezien te hebben dat de hond wel wil ‘vertrekken’ om wild te vinden, rijp zijn voor een wedstrijd. Dat vereist echter meer kennis. Ik beklemtoon dit zo omdat we op de wedstrijden mensen zien, die tonen nog over royaal onvoldoende kennis of ervaring te beschikken. Je onkunde laat je op de wedstrijden niet zien!!!

Het is een verschrikkelijk mooi vak, maar even moeilijk. Onwaarschijnlijk complex. Dus is studeren over wild en biotoop en het beheer van beide een ‘must’ om er zo veel mogelijk over te weten. Kennis van jagers en veldbeheerders zijn goud waard om iets van het vak te begrijpen.

 

Je onkunde en gebrek aan ervaring mag je op een Basis Veldwerk Test nog best wel tonen, want dat gebeurt in minder gevoelige velden wat betref de wildstand. En ook al is deze Test niet bedoeld als een instructie of cursus, je leert ervan.

Gelukkig heeft men er gedurende de nu gehouden Tests toch voor gekozen om behoorlijk wat uitleg vooraf en ook individueel achteraf te verschaffen. Keurmeesters mogen (wat mij betreft) best eens wat vaker uiten wat ze juist willen zien en wat juist niet. Maar keurmeesters zijn er alleen om te jureren. Je laat je opleiden door iemand die zich met dát vak bezig houdt.

 

Drie van de veertig

Na het houden van de derde Test zal het FTC zich buigen over ‘hoe nu verder?’

Een paar honden van de ‘geslaagden’ tot nu toe, hebben bij de keurmeesters ook zoveel indruk gemaakt, dat ze die met belangstelling op een Jeugd wedstrijd terug zien. Er zal tot dan nog hard gestudeerd moeten worden door die drie honden en begeleiders. Nog veel meer huiswerk is er voor degenen die wel zijn ‘geslaagd’ voor het willen uitgaan, maar nog heel veel aan zichzelf en de opleiding van de hond moeten werken.

Aan degenen die niet zijn geslaagd zijn er drie mogelijkheden: a. je hebt geen geschikte hond (ja, zo hard is het spel), b. je hebt nog ongelofelijk veel te leren (kijken en luisteren op de grote wedstrijden, het best mogelijke advies inwinnen, jachtkennis ontwikkelen) en c. nog heel veel onder goede begeleiding oefenen en pas daarna opnieuw de Test doen.


Mogelijk zal het FTC de gelegenheid om in de Jeugd deel te nemen oprekken voor honden van tot drie jaar. Dat is best reëel qua leeftijd van de hond en geeft een iets grotere kans om voldoende training (coaching) in te lassen. Als het dan nog niet goed loopt, dan kan of moeten misschien de hond en/of voorjager maar beter iets anders gaan doen (dat is zo lomp, als eerlijk; niet iedereen heeft gevoel voor dit spel). Niet elke hond is geschikt voor dit werk. Zo wordt er te vaak gefokt op uiterlijk en dat staat net zo vaak een goede beweging in het veld in de weg. Zoiets als: met een handicap een marathon gaan lopen. Maar als die gehandicapte er nou zo veel plezier aan beleeft? Dan is dat prima voor wat betreft een marathon, maar wij zijn met onze honden wel aan het jagen en dat terwijl onze velden toch al zo onder druk staan door intensieve landbouw en predatie. We moeten zuinig zijn op het wild dat we hebben.

 

Echte kennis

Kortom, jagen met de staande hond is een prachtig vak, maar mega moeilijk en vereist jaren ervaring voordat het mooi is (je blijft leren en voor nieuwe verrassingen staan). Dat maakt het zo fantastisch mooi!

 

Voorjagers moeten kennis vergaren, goede kennis!

Kennis van het wild en de biotoop.

Kennis van hoe mooi jagen er uit ziet (het eind station).

Kennis van hoe je de hond daartoe opleidt.

Kennis van de bouw van de hond.

En dan heel veel geduld en doorzettingsvermogen opbrengen.

 

Met kennis is niet bedoeld ergens vluchtig naar gekeken hebben. Kijken naar is nog geen zien. Zien leer je alleen door eindeloos ergens intensief op te studeren. Als dat geen mooi vooruitzicht is.

 

(voor de goede orde zij opgemerkt dat de bijeenkomst van het FTC dan wel de bron is voor dit artikel, maar de inkleuring ervan is voor mijn persoonlijke verantwoording (niet het FTC).)

observe !

Dit artikel is eerder verschenen in
De Jachthond in 2016

auteur: Nel Barendregt
Fotografie: Nel Barendregt



observe !